Niemand denkt tijdens zijn groei dat hij voorbestemd is om taxichauffeur te worden. Voor Tom is deze baan een bijzonder wrede straf, een manier om te rouwen om het plotseling falen van zijn meest gekoesterde ambities. Hij wil het leven niet om royale voordelen vragen, maar het kleine dat hij vraagt, kan hij niet grijpen: het voltooien van zijn proefschrift, een docentschap aan een Engelse afdeling van een universiteit, en dan de komende veertig of vijftig jaar lesgeven en boeken schrijven. Dit is alles wat hij verlangt, misschien, met de toevoeging van het trouwen met een vrouw en het hebben van een of twee kinderen die altijd bij haar zijn. Hij heeft nooit gedacht dat deze dingen een luxe zijn, maar na drie jaar hard werken begrijpt hij eindelijk dat hij niet in staat is om zijn proefschrift af te ronden. Of beter gezegd, zelfs als hij in staat zou zijn om het af te ronden, kan hij zichzelf niet overtuigen dat wat hij heeft geschreven enige waarde heeft. Dus verlaat hij Ann Arbor en keert terug naar New York. Hij is al achtentwintig jaar oud, maar heeft geen idee waar hij heen moet of welke kant zijn lot opgaat.