Als passerende winden strooien we zaden, maar de oogst is niet van ons. We zijn slechts arbeiders, laat in de wijngaard geroepen—trouw, hopen we, maar bezitten noch de druiven noch de wijnstok. Ons pad zijn gefluisterde echo's, verborgen paden in verborgen harten; een anonieme afstamming van stille zielen die drinken uit putten die ze niet hebben gegraven, eten van bomen die ze niet hebben geplant, verwarmd door vuren die ze niet hebben aangestoken.