Een keer had mijn familie een Engelse bulldog genaamd Buddy. Hij was gestoord. Telkens als ik een vriend uitnodigde, kwam hij op de vriend afstormen en soms moest ik de deur in zijn gezicht dichtslam, terwijl hij door de lucht naar mijn vriend vloog midden in zijn sprongetje. Vaak zat hij gewoon daar, wegzakkend in de bank, grommend naar ons terwijl we tv keken, hij zat daar gewoon grommend met een pissige blik op zijn gezicht. Hij beet mijn oma, waardoor haar hand bloedig werd. Hij was gemeen tegen iedereen in mijn familie, behalve tegen mij. Wanneer hij poepte, had hij een wild beschaamde blik op zijn gezicht, heel kwetsbaar, alsof hij zei: "alsjeblieft, laat me nu met rust." Hij had een klein stompje in plaats van een staart, dus als hij blij was, wiebelde hij met de hele achterkant van zijn lichaam. Hij stierf aan een hersentumor, wat waarschijnlijk was wat hem altijd zo gemeen maakte. Ik hield van die hond.